De Gentse Weerkring

De Gentse Weerkring werd vermoedelijk in 1642 opgericht door een zekere Joseph Desmedt. Door de eeuwen heen groepeerde ze een bonte verzameling weeramateurs uit de Arteveldestad en de ruime omgeving. Tot op de dag van vandaag komt de Weerkring op geregelde tijdstippen samen. Officieel ter bespreking van de weerkaarten en andere meteorologische (rand)verschijnselen. Volgens kwatongen ook om één of meerdere streekbiertjes soldaat te maken. Maar daarvoor zijn het dus kwatongen.

maandag, juli 02, 2007

Gepaste duiding

Voor de lezer van deze blog is waarschijnlijk één zaak zonneklaar: er heerst veel onduidelijkheid over de eerste decennia uit de geschiedenis van de Gentse Weerkring.

We hebben een stichter gevonden, Joseph Desmedt, en een opvolger van het voorzitterschap eens de brave man schielijk kwam te overlijden: Franciscus Desmedt, zijn zoon.

Door het vinden, nalezen en interpreteren van steeds meer teksten uit Gentse kronieken en artikels uit de 'Gentsche Bazuin' en na bestudering van vele, losse fragmenten uit dagboeken van Gentenaars is een kleine maar zeer tumultueuze geschiedenis uit de nevelen opgedoemd. Wij wensen u deze niet te onthouden.

Alvast een overzicht van de belangrijkste peronages.

Er is (naast Joseph en Franciscus Desmedt) een zekere Pieter Stock uit Haarlem. Die had zich, zoals we reeds meldden, in het Duivelsteen in Gent gevestigd als keramiek- en plateelbakker. Pieter was een intelligente jongeman. Hij interesseerde zich behalve in zijn ambacht en in het weer, heel erg in natuurfilosofie (zoals wat wij nu wetenschap noemen, toendertijd heette). Zijn theorieën waren soms verward, en stonden, in het licht van hetgeen nu is geweten, niet helemaal op punt, ja zelfs, ze bevatten her en der foutjes en fouten. Dat is niet meer dan logisch. Samen met zijn kompanen, Wardus en Herwin, diende Pieter zonder verdere begeleiding en gidsing van bijvoorbeeld academisch geschoolden, de parels te vinden in het labyrint van de menselijke ratio.

Jacob Van Severen, de kroniekschrijver wiens bijdragen het meest behulpzaam waren in onze speurtocht, schenkt in zijn geschriften veel aandacht aan de hooggeplaatste burgers in de stad. Met name aan de hoogbaljuw, Edward, en in mindere mate aan de burgemeester van de stad, Alfred, zijn vele bladzijden uit zijn goed bewaard dagboek bewaard gebleven. Ze zijn van onschatbare waarde geweest bij de reconstructie van het bizarre verhaal.

Niet minder belangrijk tenslotte, is de figuur van Petrus Superbius (de Eerste), een kunstschilder maar tevens zakenman. Zijn activiteiten bleven niet beperkt tot het waarnemen en vastleggen van opmerkelijke meteorologische verschijnselen. We kunnen zelfs stellen dat het merendeel van zijn werkzaamheden (anonieme en niet gesigneerde taferelen) in dienst stonden van de stad om heel andere redenen.