De Gentse Weerkring

De Gentse Weerkring werd vermoedelijk in 1642 opgericht door een zekere Joseph Desmedt. Door de eeuwen heen groepeerde ze een bonte verzameling weeramateurs uit de Arteveldestad en de ruime omgeving. Tot op de dag van vandaag komt de Weerkring op geregelde tijdstippen samen. Officieel ter bespreking van de weerkaarten en andere meteorologische (rand)verschijnselen. Volgens kwatongen ook om één of meerdere streekbiertjes soldaat te maken. Maar daarvoor zijn het dus kwatongen.

donderdag, november 29, 2007

Superstorm? Niets nieuws onder de zon!

Ik kwam toevallig in het archief dit artikel tegen uit de Gentsche Bazuin van 18 november 1655:

Mogelijke Superbarst verdeelt geografen

De Superbarst die de Britse zon-observator Pearce Cobain voor volgende week aankondigt, blijft voor beroering zorgen onder geografen. "Absolute nonsens en onverantwoorde paniekzaaierij", zo stellen medewerkers van het Koninklijk Nederlands Geografisch Instituut (KNGI). Zij krijgen op hun beurt de wind van voren van Simon Rozenblad, wetenschappelijk medewerker bij het veelgelezen maandblad Elzever.



Pearce Cobain en Rozenblad zijn beiden bekende bol-sceptici. Ze weigeren halsstarrig te geloven dat de Aarde rond is. "De Aarde rond? Dat gelooft u zelf toch niet! Heeft u toevallig, in tegenstelling tot de heren ambtenaren van het KNGI, wél al eens naar buiten gekeken? U ziet dan toch meteen dat de Aarde zo plat is als een speculaaskoek. Maar ja, de onderzoekers van de blauwe bol-maffia, die hebben er natuurlijk belang bij om te beweren dat de Aarde rond is. Zij worden dik betaald voor hun onderzoekjes die de zogenaamde bolvorm van onze Aarde moeten aantonen. Ziet u ze al tot de conclusie komen dat de Aarde toch gewoon plat is? Dan zijn ze hun goedbetaalde baantje kwijt", schreef Rozenblad nog in zijn Elzever-bijdrage van februari 1654.



Rozenblad is populair bij een groot deel van de bevolking, maar krijgt weinig of geen bijval van de Nederlandse wetenschappers. Nu heeft hij een medestander gevonden in de Britse zon-observator Pearce Cobain. Ook hij is ervan overtuigd dat de Aarde plat is. Hij beweert ook dat hij aardbevingen en –verschuivingen maanden op voorhand kan voorspellen, aan de hand van cycli in de vijftig jaar geleden ontdekte zonnevlekken. Hij waarschuwde begin dit jaar al dat in november een plots toenemende zonne-activiteit met een zekerheid van 90 procent een Superbarst zal veroorzaken, waardoor een deel van de aardschijf kan afbrokkelen. Hoogst waarschijnlijk gebeurt dat in de Noordzee en ook de Nederlandse kust zou gevaar lopen.



Cobain weigert om zijn methodiek toe te lichten en maakt zijn verwachtingen normaal gezien niet openbaar. Ze zijn wel te koop (vijftig daalders voor een jaarabonnement). Deze keer wil hij een uitzondering maken. "De bevolking moet gewaarschuwd worden", verduidelijkt hij. "De klassieke geografen zullen deze Superbarst niet zien aankomen. Tot minder dan 24 uur op voorhand zullen zij de barst blijven onderschatten, zodat het publiek niet tijdig gewaarschuwd zal worden via de traditionele barstberichten, zoals die verschijnen in dagbladen of worden omgeroepen op de pui van het stadhuis."



In Nederland ontstond beroering nadat de populaire geograaf Paul Pietersma het bericht van de Superbarst in zijn veelgelezen wekelijkse strooibrief had overgenomen. "Niet dat ik er zelf in geloof hoor", zei Pietersma. "Maar ik wil het bericht toch meegeven zodat de Nederlandse bevolking voorbereid is voor het geval de Superbarst er toch zou komen. Ik wil het niet op mijn geweten hebben dat argeloze Nederlanders voor de kust van Cadzand, Scheveningen of Den Helder nietsvermoedend van de Aarde donderen."

Het KNGI reageerde prompt. Ze noemden de berichtgeving van Pearce Cobain en Pietersma onverantwoorde paniekzaaierij en totaal onwetenschappelijk. "Grappig. Typisch voor de ambtenaren-mentaliteit van de wetenschappers van het KNGI", schrijft Rozenblad vandaag in zijn nieuwe bijdrage in Elzever. "Vanachter hun bureautje zeggen dat er niets aan de hand is en ondertussen maar het geld uit onze zakken kloppen voor hun onderzoekjes. Mocht u de komende week barstjes zien opduiken in uw tuin, of vanop het strand van Scheveningen het zeewater plots zien wegstromen over de rand van de aardschijf, denkt u dan svp nog even terug aan die uitspraak van het KNGI? Het kan niet en het is onwetenschappelijk."



(eigen berichtgeving)

maandag, juli 02, 2007

Gepaste duiding

Voor de lezer van deze blog is waarschijnlijk één zaak zonneklaar: er heerst veel onduidelijkheid over de eerste decennia uit de geschiedenis van de Gentse Weerkring.

We hebben een stichter gevonden, Joseph Desmedt, en een opvolger van het voorzitterschap eens de brave man schielijk kwam te overlijden: Franciscus Desmedt, zijn zoon.

Door het vinden, nalezen en interpreteren van steeds meer teksten uit Gentse kronieken en artikels uit de 'Gentsche Bazuin' en na bestudering van vele, losse fragmenten uit dagboeken van Gentenaars is een kleine maar zeer tumultueuze geschiedenis uit de nevelen opgedoemd. Wij wensen u deze niet te onthouden.

Alvast een overzicht van de belangrijkste peronages.

Er is (naast Joseph en Franciscus Desmedt) een zekere Pieter Stock uit Haarlem. Die had zich, zoals we reeds meldden, in het Duivelsteen in Gent gevestigd als keramiek- en plateelbakker. Pieter was een intelligente jongeman. Hij interesseerde zich behalve in zijn ambacht en in het weer, heel erg in natuurfilosofie (zoals wat wij nu wetenschap noemen, toendertijd heette). Zijn theorieën waren soms verward, en stonden, in het licht van hetgeen nu is geweten, niet helemaal op punt, ja zelfs, ze bevatten her en der foutjes en fouten. Dat is niet meer dan logisch. Samen met zijn kompanen, Wardus en Herwin, diende Pieter zonder verdere begeleiding en gidsing van bijvoorbeeld academisch geschoolden, de parels te vinden in het labyrint van de menselijke ratio.

Jacob Van Severen, de kroniekschrijver wiens bijdragen het meest behulpzaam waren in onze speurtocht, schenkt in zijn geschriften veel aandacht aan de hooggeplaatste burgers in de stad. Met name aan de hoogbaljuw, Edward, en in mindere mate aan de burgemeester van de stad, Alfred, zijn vele bladzijden uit zijn goed bewaard dagboek bewaard gebleven. Ze zijn van onschatbare waarde geweest bij de reconstructie van het bizarre verhaal.

Niet minder belangrijk tenslotte, is de figuur van Petrus Superbius (de Eerste), een kunstschilder maar tevens zakenman. Zijn activiteiten bleven niet beperkt tot het waarnemen en vastleggen van opmerkelijke meteorologische verschijnselen. We kunnen zelfs stellen dat het merendeel van zijn werkzaamheden (anonieme en niet gesigneerde taferelen) in dienst stonden van de stad om heel andere redenen.

dinsdag, juni 19, 2007

Over de oorsprong van het stormjagen

Het pas ontdekte scheepslogboek van Petrus Superbius I geeft ons meer inzicht in het fenomeen van de "stormjager". De Eerste Wet van de Meteorologica, zoals geformuleerd door Pieter Stock, lag aan de basis van het stormjagen, zoals blijkt uit deze passage van het logboek:

Donderdag 19 april ad 1655

Lief logboek,
Vandaag heb ik het licht gezien. Jarenlang zat ik op mijn krukje buiten te wachten, bij de schildersezel, met mijn pallet, penselen en olieverf in aanslag. Te wachten op die éne onweersbui, op die unieke wolkenlucht, op dat zeldzame slurfachtige hoosverschijnsel (of hoosachtig slurfverschijnsel, daar wil ik van af zijn),… Ik zeg weldegelijk wachten. Want dat dagdagelijks ondergaand zonnetje, die doordeweekse stratus, of dat miezerig druilregentje, dat zetten we niet op doek. Laat dat maar over aan die ordinaire weerschildertjes, zoals de niet zo Anonieme Meester uit Wortegem-Petegem, of Bartholomeeus Uustakker. Wij, stormschilders, beginnen daar niet aan. Niet dat het ons te min is of wij daar op neerkijken. Maar daarvoor, liefste logboek, maken wij onze penselen niet vuil en verspillen wij geen dure olieverf. Het leven is zo al duur genoeg.
Aldus hebben wij, zoals gezegd, veel tijd vruchteloos wachtend doorgebracht. U zult zeggen: tijd die wij nuttiger hadden kunnen gebruiken, maar u dwaalt. Want wij moeten immer op onze hoede zijn. Immers: vele malen erger dan het onweer dat niet komt, is het onweer dat wel komt, doch dat men te laat opmerkt omdat men al te zeer met andere dingen in de weer is. Het is dodelijk voor onze reputatie als stormschilder.
Edoch. Die tijd van passief wachten is nu voorgoed voorbij. Tot dat besef zijn wij gekomen na de laatste vergadering van onze geliefde Gentsche Weerkring. Ons nieuwste lid, Pieter Stock, de Hollander, formuleerde er zijn Eerste Wet: “"Het weder verandert niet enkel op één bepaalde plaats van tijdstip tot tijdstip, maar tevens op één bepaald tijdstip van plaats tot plaats". Het was, liefste logboek, alsof men met een voorhamer op mijn achterhoofd mepte. Alsof ik het plots hoorde donderen in, ik zeg maar iets, Keulen. Wat had ik al die jaren vergeefs zitten wachten op onweer, storm of hoosachtige slurfverschijnselen in Gent, terwijl ze, volgens de Eerste Wet van Stock, op datzelfde ogenblik gewoon elders waren?
’t Is nu gewoon een kwestie van dat “elders” te vinden. Dat hopen wij te doen door er actief naar op zoek te gaan.

Dinsdag 24 april ad 1655

Lief logboek,
Volgens doorgaans welingelichte weerkundige bronnen, zou het beruchte “elders” zich meestal in de omgeving van Somerghem bevinden. Immer weer bereiken berichten over gigantische stormvloeden, gitzwarte luchten en apocalyptische onweders uit dit boerendorp via via de gelagzaal van Herberg De Weerkamer.
Mijn besluit staat vast. Ik pak mijn koffers en mijn ezels en vertrek vandaag nog naar Somerghem, amper een kleine dagreis van Ghent vandaan.

Woensdag 25 april ad 1655

Lief logboek,
Na een voorspoedige kleine dagreis, ben ik vandaag toegekomen in Somerghem. Het is een sof. De lucht is hier staalblauw en lammetjes dartelen speels in het gouden voorjaarszonnetje. Na lang zoeken,heb ik één schier opgedroogde plas gevonden. Een aanfluiting voor elke stormschilder. Ik kan hier moeilijk wachten op storm of onweer. Dan had ik even goed in Gent kunnen blijven. Er blijkt toch waarheid te zitten in de boerenwijsheid "Het bevalt u slecht, als gij gelooft wat de weerman u zegt." Ik had het kunnen weten.
Heel in de verte, aan de westelijke horizon, zie ik wat witte wolkjes opbollen. Ik denk dat ik mij maar in die richting begeef.

woensdag, juni 06, 2007

Uit het dagboek van Vanseveren

Gent, 11 november 1655

“We hebben de ouwe Desmedt in de grond gestopt. Dat leek ons het beste, niettegenstaande z’n onwaarschijnlijke laatste wilsbeschikking. Er is te weinig plaats in de crypte van het Sint-Baafs voor een gevriesdroogde mummie en bovendien zou een dergelijke afkoelingsoperatie veel te duur worden. Waar hij ook is, hij moet het maar begrijpen. "

dinsdag, juni 05, 2007

De waarzegger

Ik vraag u uw pardon alvast.
Ik meende het niet slecht.
Uw grieven zijn mij zeer tot last.
En vaak zijn zij terecht.

Soms zijn mijn woorden mistig,
soms zijn ze heel erg fout.
Soms zijn mijn woorden listig,
soms snijden zij geen hout.

Dat blauw of grijs de hemel kleurt,
het vriest ooit wel een keer.
'k Weet zeker dat het hier gebeurt,
al weet ik niet wanneer.

En morgenochtend, vijf voor tien
bij 't oude hazenpad,
dan is er heus wel iets te zien.
Maar 'k zou niet weten wat.

Doch immer weet ik, pertinent.
De zon schijnt of het giet.
Maar is 't in Drongen ? Is 't in Gent ?
Waar juist ? Ik weet het niet.

vrijdag, januari 26, 2007

Het Duitse model

Bultinck kreunde zich recht en sakkerde naar het stalletje links achter de coulissen. Het gekakel dat aanzwelde moet tot in de verre omtrek te horen zijn geweest. Het ging er hevig aan toe. Uiteindelijk kwam hij terug met een gietijzeren en met smeedwerk opgesierde kooi in de hand, waarin zich een haan bevond van welzeker 15 ponden. De kam op de kop leek me erg puntig en het beest keek nors voor zich uit. Ik denk trouwens dat de menigte het niet geapprecieerd zou hebben indien een dergelijke mooi dier geofferd zou zijn geworden aan de grillen van een Hollander. Bozerius beperkte zich tot het plukken van één grote veer uit de staart, en sommeerde vervolgens Bultinck het Engelse model erbij te halen, een zwaar snotterend geval met kleine, witgrijze sokjes, en tenslotte ook het Europese welk een van goud en zilver schitterende slagpen opleverde. Bozerius legde de veren voor zich op de tafel, plaatste z'n handen ernaast, strekte de armen en verzonk in diep gepeins. Men kon een speld horen vallen. De studie van pluimen, meer nog dan deze van nog amper kloppende harten, binnenstebuiten gedraaide magen of andere post mortem gegevens van kleine huisdieren, schijnt in het wereldje van wichelaars, magiërs en tovenaars allerhande tot de hoogste vormen van inzicht te leiden. Het is geen sterveling duidelijk hoe dit in z'n werk gaat.

vrijdag, december 01, 2006

Nieuw brieffragment ontdekt

(uit een brief van Pieter Stock aan zijne geliefde Katelijnken)

(...) Het is een gans gedoe geworden om een eerste regenmeter te bakken. Alles is intussen in orde, hoor. We maken er momenteel zelfs meerdere per dag, maar de weg was lang. Vooral de omstandigheid dat Wardus enkele dagen ziek te bed lag en niet geraadpleegd kon worden over bepaalde moeilijkheden, maakte dat we een aantal situaties hebben beleefd die niet door iedereen konden gewaardeerd worden. Ik kan moeilijk stellen dat het allemaal de fout van Herwin is geweest. Hoewel z'n uitbundige manier van doen er wel voor iets tussenzat. Ook ik heb enkele fouten gemaakt en heb daarom de verantwoordelijkheid genomen om de schade gedeeltelijk te vergoeden. Mensenlevens echter kan ik niet terug brengen, en een zeker schuldgevoel zal wellicht tot op het einde van mijn dagen aan me blijven knagen. (...)